De NIS2-zorgplicht is een wettelijke verantwoordelijkheid die organisaties verplicht om digitale risico’s structureel te beheersen en zichtbaar te maken binnen hun bedrijfsvoering.
De NIS2-zorgplicht gaat uit van het principe dat digitale veiligheid niet kan worden overgelaten aan losse maatregelen of incidentele verbeteracties. Het gaat om een doorlopende manier van organiseren, beslissen en werken waarin veiligheid, continuïteit en risicobewustzijn verankerd zijn. Het richt zich op de vraag hoe een organisatie omgaat met digitale afhankelijkheden, hoe risico’s worden onderbouwd en hoe beveiliging wordt ingebed in de dagelijkse praktijk.
In een periode waarin hacking en digitale verstoringen steeds meer invloed hebben op de stabiliteit van diensten, stelt deze zorgplicht dat digitale weerbaarheid geen keuze is, maar een bestuurlijke verantwoordelijkheid.
De zorgplicht legt de nadruk op inzicht en onderbouwing. Niet alleen het inzetten van beveiliging telt, maar vooral het kunnen laten zien waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt, op basis van welke risico’s en met welke verwachte effecten. De verplichting gaat verder dan technische systemen en omvat ook besluitvorming, gedrag, verantwoordelijkheden, samenwerking en ketenafspraken.
Het doel is dat organisaties niet alleen proberen incidenten te voorkomen, maar ook in staat zijn om hun basisoperaties voort te zetten wanneer digitale verstoringen zich voordoen.
Wettelijke verankering en normkader
De zorgplicht is verankerd in wetgeving en vormt een afdwingbare norm, geen vrijblijvend advies of richtlijn. Organisaties moeten in staat zijn om aannemelijk te maken dat zij hun digitale omgeving beschermen op een manier die aansluit bij hun activiteiten en risico’s. Dit betekent dat wetgeving geen exact pakket voorschrijft, maar een toetsingskader waarin verwacht wordt dat maatregelen logisch voortkomen uit risico-inschatting en bedrijfscontext.
Deze norm vraagt niet alleen om bescherming van systemen, maar om het organiseren van:
- besluitvorming over digitale veiligheid
- onderbouwing van gemaakte keuzes
- zichtbaarheid van verantwoordelijkheden
- controleerbaarheid van beveiligingsprocessen
De zorgplicht vraagt daarmee om aantoonbare structuur, niet om symbolische documenten.
Zorgplicht als organisatorische verantwoordelijkheid
De zorgplicht richt zich nadrukkelijk op bestuur en leiding. Digitale veiligheid wordt gezien als een strategisch onderdeel van bedrijfsvoering, niet als een operationele subtaak van IT. Bij de beoordeling van naleving wordt gekeken naar de rol van leiderschap in het bevorderen, volgen en ondersteunen van digitale weerbaarheid. Het gaat om het inzicht dat digitale verstoringen invloed hebben op reputatie, continuïteit en vertrouwen.
Het bestuur moet kunnen laten zien dat:
- digitale veiligheid structureel wordt meegewogen in besluitvorming
- risico’s periodiek worden geïnterpreteerd en geactualiseerd
- verantwoordelijkheden intern duidelijk zijn verdeeld
- veiligheid niet incidenteel maar continu wordt onderhouden
Dit maakt de zorgplicht wezenlijk anders dan traditioneel IT-beleid.
Digitale afhankelijkheid en samenhang
De zorgplicht houdt rekening met het feit dat organisaties steeds afhankelijker zijn van digitale ketens. Diensten worden geleverd via leveranciers, platforms, applicaties en interfacepunten die vaak buiten zicht van de organisatie zelf liggen. Uitval of misbruik bij één deelnemer kan direct gevolgen hebben voor andere partijen.
Daarom wordt van organisaties verwacht dat zij:
- afhankelijkheden in kaart kunnen brengen
- inzicht hebben in waar data zich bevindt
- begrijpen waar kwetsbaarheden kunnen ontstaan
- afspraken hebben over wie verantwoordelijk is in geval van verstoring
Digitale afhankelijkheid maakt veiligheid tot een gedeelde verantwoordelijkheid.
Aantoonbaarheid en toetsbaarheid
De zorgplicht kan alleen functioneren wanneer organisaties kunnen laten zien wat zij doen en waarom. Dit betekent dat inspanningen niet uitsluitend praktisch moeten zijn, maar ook herleidbaar. Het gaat niet om het aantal documenten of de lengte daarvan, maar om de helderheid van keuzes en de samenhang tussen risico’s en maatregelen.
Aantoonbaarheid richt zich op:
- consistentie in besluitvorming
- het zichtbaar maken van risicoafwegingen
- documentatie die logisch, actueel en toepasbaar is
- periodieke evaluatie van activiteiten en effecten
De bewijslast ligt bij de organisatie zelf, niet bij de toezichthouder.
Continuïteit als leidend uitgangspunt
De zorgplicht richt zich op het vermogen om te blijven functioneren onder druk. Digitale verstoringen zijn nooit volledig te voorkomen, en daarom is het behoud van beschikbaarheid een centraal uitgangspunt. Het doel is niet absolute beveiliging, maar een veerkrachtige organisatie die kan blijven leveren, herstellen en aanpassen.
Hiervoor is nodig dat organisaties:
- begrijpen welke processen essentieel zijn
- kunnen beoordelen welke gevolgen uitval kan hebben
- scenario’s kennen voor verstoring of dataverlies
- bereid zijn om maatregelen voortdurend te herzien
Digitale veiligheid wordt hiermee een directe factor voor bedrijfscontinuïteit.
De zorgplicht als cultuurcomponent
Naast techniek en governance heeft de zorgplicht een duidelijke gedragsmatige dimensie. Digitale veiligheid kan alleen duurzaam functioneren wanneer medewerkers begrijpen waarom het relevant is en welke rol zij daarin hebben. Bewustzijnsontwikkeling en eenduidige communicatie zijn hiermee geen aanvullende activiteiten, maar structurele onderdelen van de zorgplicht.
Een weerbare organisatie kenmerkt zich door:
- heldere rolverdeling
- zichtbare prioriteit voor beveiliging
- gebruik van digitale middelen met aandacht voor risico
- gedeelde verantwoordelijkheid, niet individuele improvisatie
Het gaat om een duurzame manier van werken.
Reflectie in relatie tot digitale dreiging
Digitale incidenten tonen steeds vaker maatschappelijke impact, variërend van verstoringen in dienstverlening tot financiële schade en verlies van vertrouwen. De zorgplicht is opgesteld om dergelijke gevolgen structureel te beperken. De verwachting is niet dat organisaties incidenten volledig voorkomen, maar dat zij risico’s herkennen, hierop reageren en hun bedrijfsvoering zo organiseren dat verstoringen niet onnodig escaleren.
Digitale veiligheid wordt daarmee niet gezien als technisch doel, maar als onderdeel van verantwoord organiseren.

Waarom de zorgplicht bestaat
De NIS2-zorgplicht is ingevoerd omdat digitale ontwrichting geen abstract risico meer is, maar een concreet en structureel probleem dat nationale stabiliteit en economische veiligheid raakt. De NIS2-zorgplicht is niet ontstaan vanuit technologie, maar vanuit het inzicht dat moderne samenlevingen fundamenteel afhankelijk zijn geworden van digitale processen, systemen en netwerken. Deze afhankelijkheid geldt niet alleen voor overheden of vitale sectoren, maar voor vrijwel elke organisatie die data verwerkt, digitale diensten levert of verbonden is met andere partijen in een keten.
Het doel van deze zorgplicht is niet om technologische perfectie af te dwingen, maar om maatschappelijke continuïteit te beschermen. De onderliggende gedachte is dat digitale ontwrichting vergelijkbaar is met fysieke rampen: het beïnvloedt levens, processen, vertrouwen en besluitvorming. De invoering van de zorgplicht markeert het moment waarop cybersecurity wordt beschouwd als een structureel publiek belang in plaats van een individuele verantwoordelijkheid.
Schaal van digitale afhankelijkheid
Het functioneren van essentiële diensten, administratieve processen, logistiek en communicatie is afhankelijk van de integriteit en beschikbaarheid van digitale infrastructuur. Deze afhankelijkheid kent weinig marges. Uitval van een beperkt aantal digitale componenten kan leiden tot verstoringen die zich snel verspreiden.
Wat begon als lokale automatisering is geëvolueerd naar:
- complexe, internationale softwareketens
- standaardisatie van IT-diensten via gedeelde platforms
- groeiend gebruik van cloudinfrastructuren zonder directe grip
- uitbesteding van beheer, ontwikkeling en hosting aan externe partijen
Deze afhankelijkheden zijn functioneel efficiënt, maar structureel kwetsbaar. De zorgplicht is een reactie op deze kwetsbaarheid.
Toenemende dreiging van ontregeling
Digitale dreigingen ontwikkelen zich in intensiteit, frequentie en doelgerichtheid. De kans op digitale schade is niet langer incidenteel. Onderzoeken en incidentrapportages tonen aan dat hacking, sabotage en digitale spionage structureel voorkomen, ook bij organisaties die niet als ‘doelwit’ worden beschouwd.
Digitale aanvallen zijn vaak gericht op:
- het verstoren van basisdiensten (zoals betalingsverkeer of zorgplanning)
- het buitmaken van vertrouwelijke informatie
- het manipuleren van systemen of uitkomsten
- het financieel onder druk zetten van organisaties via gijzelsoftware
De zorgplicht is opgesteld om de schade van deze aanvallen te beperken en hun effect op de samenleving te dempen.
Vertrouwen als publieke randvoorwaarde
Digitale dienstverlening functioneert alleen als burgers, klanten en partners erop kunnen vertrouwen dat systemen werken zoals bedoeld. Dit vertrouwen is niet gebaseerd op technische details, maar op beschikbaarheid, integriteit en transparantie. Wanneer dit vertrouwen wegvalt, ontstaat maatschappelijke onrust, juridische onzekerheid en reputatieschade.
De zorgplicht is bedoeld om:
- de betrouwbaarheid van dienstverlening te ondersteunen
- burgers te beschermen tegen de gevolgen van dataverlies of manipulatie
- bedrijven te stimuleren tot aantoonbare zorg voor veiligheid
- de geloofwaardigheid van digitale infrastructuur te behouden
Het verlies van vertrouwen kan zich snel verspreiden, vooral bij publieke of essentiële diensten.
Marktwerking als ontoereikend mechanisme
Zonder zorgplicht zouden organisaties zelf bepalen hoe zij omgaan met digitale risico’s. In de praktijk leidt dit tot grote verschillen in volwassenheid, bewustzijn en prioritering. Marktwerking heeft aangetoond dat digitale veiligheid onvoldoende vanzelfsprekend is. Vooral bij toeleveranciers, kleinere dienstverleners en onderaannemers ontbreekt vaak structuur, terwijl zij wel directe impact hebben op de ketens waarin zij opereren.
De wetgever heeft daarom gekozen voor een verplicht kader dat:
- ongelijkheid in volwassenheid corrigeert
- minimale eisen stelt voor alle betrokkenen
- toezicht en handhaving mogelijk maakt
- verantwoordelijkheid zichtbaar maakt
De zorgplicht is daarmee een correctie op het falen van vrijblijvendheid.
Europese samenhang en strategische kwetsbaarheid
Nationale incidenten hebben steeds vaker een Europese of zelfs mondiale impact. Digitale infrastructuur kent geen grenzen, maar wetgeving en toezicht zijn traditioneel nationaal geregeld. De zorgplicht onder NIS2 is onderdeel van een bredere strategie om digitale weerbaarheid binnen de Europese Unie te harmoniseren.
De invoering hiervan dient meerdere doelen:
- onderlinge afhankelijkheid tussen lidstaten beheersbaar maken
- standaardiseren van eisen voor kritieke sectoren
- voorkomen dat zwakke schakels in één land risico vormen voor anderen
- creëren van een gezamenlijk minimum aan beveiliging
Het collectieve belang rechtvaardigt het individuele kader van verplichting.
Impact op leveringszekerheid en ketenvertrouwen
Een belangrijke aanleiding voor de zorgplicht is de kwetsbaarheid van ketens waarin meerdere partijen samenwerken om één dienst te leveren. Veel incidenten ontstaan niet bij de eindorganisatie, maar bij een schakel in de keten. Denk aan softwareleveranciers, hostingbedrijven, logistieke partners of dataverwerkers.
De zorgplicht legt daarom verantwoordelijkheid neer bij organisaties die onderdeel zijn van een keten. Door dit wettelijk te verplichten ontstaat een omgeving waarin:
- wederzijdse eisen aan veiligheid gerechtvaardigd zijn
- transparantie over maatregelen mogelijk wordt
- samenwerking op weerbaarheid kan plaatsvinden
- kwetsbaarheden in ketens sneller zichtbaar worden
Digitale veiligheid is daarmee niet alleen technisch, maar ook relationeel.
Noodzaak tot aantoonbare volwassenheid
De zorgplicht is ingevoerd omdat het niet langer volstaat om alleen inspanningen te leveren. Organisaties moeten kunnen laten zien dat hun keuzes gebaseerd zijn op inzicht, dat hun processen beheerst zijn en dat hun beveiliging afgestemd is op hun risico’s. Aantoonbaarheid wordt daarmee de sleutel tot vertrouwen, toezicht en samenwerking.
Zonder deze verplichting zouden veel organisaties onvoldoende prioriteit geven aan veiligheid die niet direct rendement oplevert. De zorgplicht stimuleert volwassenheid door:
- een gedeeld vocabulaire over risico en maatregel te creëren
- transparantie over aanpak en beslissingen mogelijk te maken
- bestuurlijke betrokkenheid structureel af te dwingen
Digitale volwassenheid wordt niet gemeten in technologie, maar in structuur, inzicht en consistentie.

Geldt de zorgplicht ook voor mijn organisatie?
De NIS2-zorgplicht is niet universeel van toepassing op alle organisaties. De wetgeving richt zich primair op instellingen die volgens de wetgever van directe invloed zijn op economische stabiliteit, maatschappelijke veiligheid of de werking van essentiële infrastructuur. Tegelijkertijd is de afbakening niet volledig statisch of zwart-wit. De context waarin een organisatie opereert, de aard van haar dienstverlening, en de omvang van haar activiteiten bepalen of en hoe de zorgplicht van toepassing is. De centrale vraag voor organisaties is daarom niet óf er verplichtingen zijn, maar op welk moment en op welke gronden zij formeel onder de NIS2-regels vallen.
Het antwoord op die vraag is verbonden aan formele aanwijzing, sectorale specificaties en concrete drempelwaarden. De procedure hiervoor is deels wettelijk vastgelegd en deels afhankelijk van nationale uitwerking via ministeriële regelingen of besluiten. Veel organisaties bevinden zich momenteel in een grijs gebied tussen bewustwording en formele aanwijzing. Toch wordt verwacht dat zij zich voorbereiden.
Essentiële en belangrijke entiteiten
De wet maakt onderscheid tussen twee hoofdgroepen:
- Essentiële entiteiten: organisaties die vallen binnen sectoren met een directe maatschappelijke of economische functie. Denk aan energie, transport, zorg, drinkwater, digitale infrastructuur en financiële dienstverlening.
- Belangrijke entiteiten: organisaties die geen direct vitale functie hebben, maar waarvan uitval alsnog aanzienlijke impact kan hebben op bredere processen of afhankelijkheden.
Dit onderscheid bepaalt niet alleen de aard van de verplichtingen, maar ook het type toezicht en meldplicht waaraan men wordt onderworpen.
Drempelwaarden en uitzonderingen
Niet elke organisatie in een genoemde sector valt automatisch onder de zorgplicht. Er zijn drempelwaarden gedefinieerd op basis van personeelsomvang, jaaromzet of marktaandeel. In de praktijk betekent dit dat:
- kleine organisaties (onder een bepaalde omzet of omvang) vaak buiten scope vallen
- middelgrote bedrijven wel worden meegenomen als hun functie stelselrelevant is
- uitzonderingen kunnen gelden bij risicovolle activiteiten, ongeacht omvang
Het effect hiervan is dat een relatief kleine IT-dienstverlener binnen de zorg alsnog als belangrijk kan worden aangemerkt, terwijl een grote organisatie in een minder risicovolle sector buiten de reikwijdte blijft.
Procedure van formele aanwijzing
De aanwijzing van entiteiten verloopt via bevoegde nationale autoriteiten. In Nederland is dit proces gekoppeld aan de implementatie van de nationale cyberwetgeving (zoals besproken in een later hoofdstuk). De procedure omvat doorgaans de volgende stappen:
- toetsing aan sectorale indeling
- vergelijking met drempelwaarden
- beoordeling van impact op keten of maatschappij
- eventuele consultatie of notificatie van de organisatie zelf
- formele aanwijzing en registratie
De verantwoordelijkheid voor correcte classificatie ligt bij de overheid, maar organisaties kunnen zelf initiatief nemen om duidelijkheid te verkrijgen.
Ketenpartijen en indirecte verplichtingen
Organisaties die formeel niet onder de zorgplicht vallen, kunnen indirect alsnog geconfronteerd worden met vergelijkbare eisen. Dit gebeurt vooral via ketenverantwoordelijkheid. Grote entiteiten stellen steeds vaker eisen aan toeleveranciers, softwareleveranciers en samenwerkingspartners, ongeacht hun formele status.
Dit betekent dat:
- er contractuele verplichtingen ontstaan die gelijkwaardig zijn aan wettelijke eisen
- organisaties voorbereid moeten zijn op audits, vragenlijsten en toetsing
- compliance onderdeel wordt van verkoop, aanbesteding en samenwerking
De zorgplicht wordt zo onderdeel van marktwerking.
Zelfevaluatie en interpretatie
De overheid heeft hulpmiddelen ontwikkeld waarmee organisaties kunnen nagaan of zij onder NIS2 vallen. Deze zelfevaluaties bieden geen definitief oordeel, maar ondersteunen de interpretatie van de regelgeving. Ze richten zich op:
- de aard van de dienstverlening
- de omvang en structuur van de organisatie
- de impact van verstoring of uitval
- de mate van afhankelijkheid in de keten
Een negatieve uitkomst betekent niet automatisch dat er geen verplichtingen volgen. Het is een hulpmiddel, geen vrijstelling.
Proactieve voorbereiding op toekomstige aanwijzing
Organisaties die nu niet vallen onder formele verplichtingen, kunnen dit in de toekomst wel doen. De regelgeving kent evaluatiemomenten en uitbreiding is voorzien. Daarnaast kan wetgeving via lagere regelgeving (zoals algemene maatregelen van bestuur) worden aangepast. Wachten tot formele aanwijzing is in veel gevallen strategisch ongunstig.
Voorbereiding omvat:
- inzicht krijgen in digitale afhankelijkheden
- beoordelen van ketenrisico’s
- vastleggen van bestaande maatregelen
- opstarten van interne governance
Door vooruit te lopen op aanwijzing kan escalatie, reputatieschade en marktverlies worden beperkt.
Interne signalering en bewustwording
Organisaties die zich afvragen of zij onder de zorgplicht vallen, doen er goed aan om intern signalen te inventariseren. Dit omvat onder meer:
- klantvragen over digitale beveiliging
- verzoeken tot naleving van bepaalde normen (ISO 27001, NEN-7510)
- aandacht voor cyberincidenten in de sector
- externe druk vanuit brancheverenigingen of toezichthouders
Een toenemende frequentie van deze signalen is vaak een indicatie dat formele verplichtingen op termijn zullen volgen.
Schaalbaarheid en proportionaliteit
Zelfs als een organisatie formeel wordt aangewezen, betekent dit niet dat dezelfde eisen gelden voor elke partij. De zorgplicht is gebaseerd op proportionaliteit. Dat houdt in dat maatregelen afgestemd moeten zijn op de aard van de organisatie, haar functie en haar risico’s. De wetgever heeft daarmee ruimte gelaten voor:
- sectorale verschillen in volwassenheid
- maatwerk in beveiligingsaanpak
- praktische toepasbaarheid binnen bestaande structuren
Formele aanwijzing betekent dus verplichting, maar niet uniformiteit.

Wat betekent passende cyberweerbaarheid?
De NIS2-zorgplicht verplicht organisaties tot het aantoonbaar organiseren van passende cyberweerbaarheid. Deze term verwijst niet naar een vaste set maatregelen, maar naar het vermogen om onder wisselende omstandigheden de integriteit, beschikbaarheid en vertrouwelijkheid van digitale processen te beschermen. Passende cyberweerbaarheid is een functioneel principe dat ruimte laat voor interpretatie, mits keuzes gemotiveerd en navolgbaar zijn. Het uitgangspunt is niet welke maatregelen worden genomen, maar of de organisatie als geheel bestand is tegen digitale verstoringen, zoals hacking, misbruik of structurele uitval van digitale systemen.
Het concept is dus relationeel: de weerbaarheid moet passen bij de risico’s, context, afhankelijkheden en schaal van de organisatie. Niet de middelen zijn bepalend, maar de effectiviteit van het geheel. Wetgeving verplicht hiermee tot resultaatgerichtheid, zonder het proces te formaliseren in technische voorschriften. Dat maakt de invulling afhankelijk van inzicht, structuur en volwassenheid.
Normatieve ruimte en interpretatie
Er is geen universele definitie van wat passende weerbaarheid precies inhoudt. Wetgeving stelt geen minimummaatregelen vast, maar formuleert normatieve kaders. Hierdoor ontstaat ruimte voor interpretatie, maar ook voor onzekerheid. Organisaties worden geacht:
- zelf te bepalen welke dreigingen relevant zijn
- in te schatten welke gevolgen deze kunnen hebben
- keuzes te maken op basis van die inschatting
- consistent te onderbouwen waarom bepaalde beslissingen zijn genomen
Toezicht richt zich vervolgens op die onderbouwing, niet op uniforme maatstaven.
Contextgevoelige toetsing
Cyberweerbaarheid wordt beoordeeld in samenhang met de aard van de organisatie. Dezelfde maatregel kan passend zijn in de ene context, en overbodig of zelfs schadelijk in de andere. Daarom is toetsing altijd contextueel. Factoren die hierbij een rol spelen zijn onder meer:
- schaal van de dienstverlening
- aard van de betrokken informatie
- hoeveelheid externe koppelingen
- mate van ketenintegratie
- afhankelijkheid van digitale kanalen voor primair proces
De relevantie van maatregelen wordt hiermee niet technisch, maar functioneel bepaald.
Weerbaarheid als organisatieniveau
Cyberweerbaarheid is niet beperkt tot ICT. Het gaat om het vermogen van de organisatie als geheel om verstoringen te herkennen, te beheersen en ervan te herstellen. Dit vraagt om samenhang tussen processen, besluitvorming, verantwoordelijkheden en communicatie.
Weerbaarheid komt tot uiting in:
- hoe er wordt gereageerd op afwijkingen
- hoe snel risico’s worden gesignaleerd
- welke procedures worden gevolgd bij onverwachte situaties
- hoe schade wordt beperkt of vermeden
- hoe consistent de aanpak is bij herhaling
Deze gedragscomponent maakt weerbaarheid minder meetbaar, maar juist relevanter.
Dynamisch en niet lineair
Passende cyberweerbaarheid is geen eindstadium. Wat vandaag als passend wordt beschouwd, kan morgen achterhaald zijn. Dreigingen veranderen, technologie ontwikkelt zich en organisaties transformeren. Daarom is weerbaarheid niet lineair of oplopend, maar cyclisch en adaptief.
Organisaties moeten:
- kunnen omgaan met onbekende situaties
- patronen herkennen en daarvan leren
- flexibiliteit hebben om bij te sturen
- signalen van falen tijdig omzetten in actie
Statische controlesystemen bieden in zo’n omgeving geen zekerheid. Dynamiek vereist reflectie en bijstelling.
Relatie tot digitale verstoring
De reikwijdte van passende cyberweerbaarheid strekt zich uit tot alle situaties waarin digitale verstoring mogelijk is. Het gaat niet alleen om directe aanvallen, maar ook om fouten, misbruik, sabotage, systeemuitval of softwarefouten.
Voorbeelden van verstoringen waarop weerbaarheid gericht is:
- ongeautoriseerde toegang door hacking
- langdurige uitval van externe platforms
- fouten bij dataverwerking door onvolledige integraties
- misbruik van functies door interne gebruikers
- manipulatie van gegevens of beslisregels
De complexiteit van deze situaties vereist brede en gecoördineerde veerkracht.
Onzichtbare indicatoren van volwassenheid
Passende cyberweerbaarheid is niet altijd zichtbaar aan systemen of rapportages. Vaak ligt de kwaliteit van weerbaarheid in mechanismen die minder tastbaar zijn. Denk aan besluitvorming, zelfevaluatie, conflictoplossing, bewustzijn of sociale controle.
Indicatoren van volwassenheid zijn onder andere:
- consistentie tussen beleid en praktijk
- betrokkenheid van niet-technische functies
- beschikbaarheid van actuele en relevante informatie
- snelheid waarmee risico’s vertaald worden naar acties
- duidelijkheid over escalatie en verantwoording
Deze elementen vormen samen het fundament waarop maatregelen effectief worden.
Interne logica en externe toetsbaarheid
De eisen van de zorgplicht vragen niet om een objectieve norm, maar om een interne logica die extern navolgbaar is. Dat betekent dat beslissingen binnen de organisatie coherent en onderbouwd moeten zijn. Niet de hoeveelheid documentatie telt, maar de relatie tussen risico, keuze en uitwerking.
De toetsing kijkt onder meer naar:
- redeneringen achter maatregelen
- samenhang tussen rollen en verantwoordelijkheden
- bewijs van periodieke reflectie
- herstelcapaciteit bij fouten of uitval
- transparantie over gemaakte afwegingen
Deze toetsbaarheid versterkt vertrouwen tussen toezichthouder en organisatie.
Grenzen van preventie en nadruk op veerkracht
Een belangrijk uitgangspunt van cyberweerbaarheid is het besef dat volledige preventie niet haalbaar is. Er blijven altijd restrisico’s bestaan. Daarom ligt de nadruk op veerkracht: het vermogen om effectief te reageren, te herstellen en te verbeteren.
Veerkracht komt tot uiting in:
- snelheid van detectie
- effectiviteit van communicatie
- minimalisering van schade
- leervermogen na incidenten
- transparantie naar belanghebbenden
De zorgplicht vraagt daarmee niet om foutloosheid, maar om beheersing van onzekerheid.

De 10 belangrijkste takeaways
Organisaties die onder de NIS2-richtlijn vallen, worden niet alleen juridisch aangesproken op hun digitale beveiliging, maar ook op hun vermogen om in complexe, veranderlijke omstandigheden controle te behouden. De zorgplicht vereist geen vaste checklist, maar een onderbouwde, contextspecifieke aanpak die meebeweegt met risico’s, ketenafhankelijkheden en bestuurlijke keuzes. Digitale veiligheid is hiermee niet langer een technische randvoorwaarde, maar een bestuurlijke hoofdzaak.
1. Cyberweerbaarheid is bestuurlijke verantwoordelijkheid
Digitale veiligheid mag niet worden gedelegeerd naar techniek of uitvoering. Het vereist actieve betrokkenheid van bestuur, inclusief het begrijpen en aansturen van digitale risico’s.
2. De zorgplicht draait om aantoonbaar inzicht, niet om bewijs van inzet
Inspanningen tellen pas als ze onderbouwd zijn met risicoanalyse en besluitvorming. Wie veel doet maar niets uitlegt, voldoet niet.
3. Weerbaarheid is dynamisch, niet een vast einddoel
De zorgplicht veronderstelt dat risico’s, dreigingen en processen veranderen. Wat vandaag passend is, kan morgen onvoldoende zijn.
4. Verantwoordelijkheid stopt niet bij de voordeur van de organisatie
Ook toeleveranciers, platforms en integraties vallen onder het bereik van de zorgplicht. Ketenbewustzijn is essentieel.
5. Aantoonbaarheid vereist structuur, geen administratie
Het gaat niet om de hoeveelheid documentatie, maar om de samenhang en logica tussen keuzes, risico’s en maatregelen.
6. Marktwerking heeft digitale veiligheid onvoldoende afgedwongen
Zonder zorgplicht blijft cybersecurity vrijblijvend en ongelijk verdeeld. De wet corrigeert dat door verplichtingen te leggen waar vrijwilligheid faalt.
7. De zorgplicht is ingebed in Europese digitale strategie
NIS2 is onderdeel van een bredere Europese inzet op harmonisatie van digitale veiligheid. Nationale afwijkingen worden ondergeschikt aan gezamenlijke eisen.
8. De vraag of de zorgplicht geldt is geen eindpunt, maar een signaal
Zelfs zonder formele aanwijzing ontstaan verplichtingen via ketens, audits en contractuele eisen. Vooruitdenken is effectiever dan afwachten.
9. Cyberveiligheid is een continu proces van reflectie en herziening
Verouderde maatregelen zonder actuele evaluatie zijn in strijd met het principe van passende beveiliging.
10. Preventie is niet voldoende, veerkracht is het doel
De zorgplicht erkent dat incidenten zullen blijven voorkomen. Het verschil wordt gemaakt door herstelvermogen, besluitvorming en transparantie onder druk.
